economie cultuur politiek RSS

Chinese beurscrises: kapitalisme in het wilde Oosten

Deze zomer werden de Chinese beurzen getroffen door een zware koersval. Voortekenen zijn er wel degelijk geweest, schreef ik in een artikel dat eerder is gepubliceerd in het herfstnummer van China Nu.

 Op maandag 27 juli gaan de Chinese aandelenkoersen hard onderuit. De Shanghai Composite, China’s belangrijkste beursindex, levert die dag 8,6 procent in. Het is de grootste daling op één dag in acht jaar tijd. Ook op twee andere beurzen kleurden de borden groen (de gelukskleur rood is in China voorbehouden aan koersstijgingen): de Shenzhen Composite daalde met 7 procent en de ChiNext eindigde 7,4 procent in de min.

Zwarte Maandag is niet alleen een drama voor beleggers. De gevolgen reiken veel verder en raken uiteindelijk het vertrouwen van burgers en de financiële wereld in de Chinese overheid.

 

Chinezen zijn spaarzaam, want door het ontbreken van een solide sociaal vangnet is een appeltje voor de dorst geen luxe, maar een bittere noodzaak om in geval van ernstige ziekte de kosten van medische zorg te kunnen betalen of later het pensioen aan te vullen. Maar de rente die banken op spaargeld geven is in China nog lager dan hier. Wie zijn geld bij de bank parkeert levert per saldo in, omdat het inflatiecijfer hoger is dan de rentevergoeding.

De afgelopen jaren hebben veel Chinezen die het zich kunnen veroorloven hun geld in onroerend goed gestoken. Ze kopen van hun spaargeld een appartementje (of twee, of drie) en drijven zo de woningprijzen op. De Chinese overheid probeert die groei af te remmen, uit vrees voor een onroerend-goedzeepbel. Bovendien dreigen appartementen voor starters op de woningmarkt onbetaalbaar te worden.

 

Van vastgoed naar aandelen

Net als die maatregelen effect lijken te hebben en de huizenprijzen afkoelen, beginnen de beurskoersen te stijgen. Dat is het signaal dat Chinezen massaal naar de beurs overstappen.

Door de instroom van steeds meer Chinees spaargeld vliegen de koersen omhoog. In november vorig jaar mogen voor het eerst buitenlandse investeerders direct in Chinese aandelen beleggen. De miljarden stromen toe. In december bereiken de gezamenlijke dagomzetten van de beurzen in Shanghai en Shenzhen voor het eerst de symbolische grens van één biljoen yuan (120 miljard euro). In april is dagomzet van de twee Chinese beurzen voor het eerst groter dan die van New York. Er wordt soms zo veel gehandeld dat de software van de beurs van Shanghai het niet bij kan benen en de handel voor een paar minuten moet worden stilgelegd.

 

Dat geeft nog meer Chinezen het vertrouwen in aandelen te investeren. De staatsmedia zeggen het zelf: op de beurs kan iedere communist kapitalistisch rijk worden. Iedere week worden er duizenden nieuwe beleggingsrekeningen geopend. Het leger particuliere beleggers verdubbelt in een jaar tijd tot 80 miljoen. Iedereen lijkt een graantje mee te willen pikken. Ook wie geen liquide middelen beschikbaar heeft: 3,6 miljoen Chinezen beleggen met geleend geld.

Op 11 juli 2014 noteert de Shanghai Composite net boven de 2.000 punten en begint aan een opmars die bijna een jaar zal duren. Wie op dat moment aandelen heeft gekocht, ziet de waarde van zijn investering met meer dan 150 procent stijgen, want op 15 juni 2015 tikt de index 5.178 punten aan.

 

Te mooi om waar te zijn

Het lijkt te mooi om waar te zijn. En dat is het ook. Want vanaf die dag slaan de koersen de weg naar beneden in. In drie weken tijd verliest de Shanghai Composite meer dan 1.500 punten. Dat betekent dat de waarde van de aandelen met een derde daalt en het ongelooflijke bedrag van 3 biljoen euro (een 3 met 12 nullen!) aan beurswaarde verdampt.

Net zo snel als de beleggers zijn toegestroomd, willen ze nu weer weg. Als iedereen tegelijk naar de uitgang wil, gaat het opeens heel hard. Dit effect wordt nog versterkt door de particulieren die met geleend geld beleggen. Hun aandelenpakket dient als onderpand voor de kredietgever. Als de koersen dalen, moeten zij gedwongen aandelen verkopen om de kredietverschaffer terug te kunnen betalen. Als er maar genoeg aandelen gedwongen worden verkocht, drukt dit de koersen nog verder en ontstaat een negatieve spiraal.

 

Voortekenen zijn er wel degelijk geweest. Economen waarschuwen meerdere malen voor een zeepbel. De koersen zijn veel sneller gestegen dan de groei van de Chinese economie rechtvaardigt en hebben een niveau bereikt dat in geen verhouding meer staat tot de werkelijke waarde, winst en groei van de bedrijven.

Begin juni melden verschillende eigenaren en bestuurders van beursgenoteerde bedrijven de Chinese beursautoriteit dat zij aandelen in hun eigen bedrijven aan het verkopen zijn. Een duidelijk signaal dat zelfs insiders vinden dat veel bedrijven overgewaardeerd zijn.

 

Maar belangrijker is nog wel dat iedereen de lessen van de vorige Chinese beurskrach lijkt te zijn vergeten. De instroom van nieuwe beleggers blies toen zoveel lucht in de markt, dat de koersen op de Shanghai Composite in de periode oktober 2006 tot oktober 2007 verdrievoudigden. Veel beleggers wilden zo graag een graantje meepikken, dat ze geld lenen om aandelen te kunnen kopen. Dat klinkt bekend.

Maar toen de koersen begonnen te dalen en beleggers hun aandelen van de hand begonnen te doen, verloor de index in de volgende twaalf maanden weer tweederde van zijn waarde. Beleggers waren in de herfst van 2008 dus weer terug op het niveau van twee jaar eerder. En toen viel aan de andere kant van de wereld Lehman Brothers en begon een wereldwijde financiële crisis.

 

Wilde Oosten

Chinese beleggers wisten het toen zeker: nooit zouden ze meer in aandelen beleggen, nooit. Beter konden ze hun geld in onroerend goed steken, wat ze massaal deden en de huizenprijzen door het dak deed gaan. Iedere keer als er gedoe was op de beurs, stootten ze elkaar aan: zie je wel! Handelen in Chinese aandelen is die jaren voorbehouden aan beleggers met stalen zenuwen en een solide nachtrust.

Het ene beursschandaal na het andere volgt: handel met voorkennis, fraude met de jaarcijfers en zelfs directieleden die met medeneming van de bedrijfskas met de noorderzon vertrokken. In augustus 2013 schoten de belangrijkste Chinese aandelen plotseling in twee minuten tijd met zes procent omhoog. Het bleek een vergissing, omdat een medewerker van de grote beurshandelaar per ongeluk 7,2 miljard yuan (1,6 miljard euro) aan aandelen had gekocht. Een dikke vinger noemen ze dat in beurskringen als iemand de komma een paar plaatsen verkeerd zet. Het bevestigde China’s imago in de financiële wereld als het Wilde Oosten. Per saldo kwamen de beurskoersen zes jaar niet van hun plaats. Totdat de koersen op 11 juli 2014 weer begonnen op te lopen. Iedereen lijkt de lessen van de vorige Chinese beurskrach vergeten en stapt welgemoed weer in.

 

 

Handel stilgelegd

Als de beurs in juli 2015 een derde van zijn waarde heeft verloren, grijpt de Chinese overheid in. Aan 28 bedrijven die op het punt staan naar de beurs te gaan wordt vriendelijk, doch beslist verzocht hun beursintroductie even uit te stellen. De angst bestaat dat nieuwe beursintroducties de geldstroom van beleggers verder verwatert. De 21 grootste beleggingsfondsen beloven samen 120 miljard yuan (18 miljard euro) aan steunaankopen te doen totdat de index van Shanghai zich tot het niveau van 4.500 punten heeft hersteld. In feite verplichten deze fondsen zich voorlopig geen aandelen te verkopen. Staatsbedrijven krijgen de opdracht eigen aandelen in te kopen. En tenslotte stellen de centrale bankiers extra geld beschikbaar voor China Securities Finance Corp, waar beleggers geld kunnen lenen om aandelen te kopen.

 

Het probleem is dat al die maatregelen maar ten dele het gewenste effect hebben. Eigenlijk profiteren alleen de aandelen van de grote staatsondernemingen ervan. Beleggers hebben daar nog wel enig vertrouwen in, omdat de staat die bedrijven nooit zal laten zakken. De koersen van middelgrote en kleine bedrijven in de private sector blijven daarentegen dalen.

De handel in honderden aandelenfondsen wordt automatisch gestopt als ze op één dag meer dan tien procent van hun waarde hebben verloren. Maar de volgende handelsdag gaat de koersval weer verder, totdat opnieuw de handel wordt stilgelegd.

Dat gaat een paar dagen zo door, totdat uiteindelijk een paardenmiddel wordt ingezet en de handel in 1.300 beursfondsen tot nader order wordt bevroren. Eind juni ligt de handel in tweederde van alle Chinese beursfondsen stil om verdere koersdalingen te voorkomen. De facto worden beleggers zo gedwongen hun aandelen vast te houden, ook al willen ze ervan af.

 

Staatsbemoeienis helpt niet

Nadat de koersval aanvankelijk wordt gestopt en de beurzen voorzichtig opkrabbelen, volgt op 27 juli een nieuwe, zware koerscorrectie. Op die dag, waar dit verhaal mee begon, dalen de Chinese koersen op één dag meer dan ooit tevoren.

Het is een duidelijk signaal dat de koersen nog niet hun reële waarde hebben bereikt. En het is vooral een signaal dat de bemoeienis van de staat niet helpt. We weten niet precies hoeveel de Chinese overheid heeft opgehoest in het steunen van de aandelenmarkt. Maar financieel analisten denken dat het om 2,5 tot 3 biljoen yuan aan steunmaatregelen gaat (375 tot 450 miljard euro). Ter vergelijking: de EU heeft ongeveer 248 miljard euro voor de redding van Griekenland betaald.

 

Economen zijn kritisch over de staatsbemoeienis met de beurskoersen. Zij beschuldigen de overheid van paniekvoetbal en vinden dat de markt zijn werk moet doen. Op papier vindt de Chinese overheid dat zelf ook. De laatste jaren laat Beijing op economisch gebied de teugels vieren: minder overheid, meer markt. Dat is nodig om buitenlandse partijen te overtuigen meer kapitaal in China te investeren. Bovendien zien de Chinezen zelf ook wel in dat in zo'n enorm land het niet per se de overheid is die alles het beste regelt.

De regering benadrukt dan ook altijd dat burgers en bedrijven zelfredzaam moeten worden en dat ze er niet op kunnen rekenen dat de overheid bijspringt als er problemen ontstaan. Op Wall Street zeggen ze: probeer nooit een vallend mes te vangen. Maar in dit geval kon de staat zijn oude reflex blijkbaar niet onderdrukken. Toen de koersen bleven zakken, besloten de financiële autoriteiten in te grijpen. Mogelijk vrezen ze sociale onrust als de spaarcenten van 80 miljoen Chinezen verdampen. Een deel van de beleggers heeft al genoeg gezien. In de maand juli hebben 24 miljoen particulieren hun beleggingsrekening opgeheven; zij hebben dus al hun aandelen verkocht.

 

Modderfiguur

De maatschappelijke schade is enorm. Niet alleen de financiële schade. In de ogen van de Chinese burgers heeft de staat een modderfiguur geslagen. Ondanks een omvangrijk pakket maatregelen en miljarden belastinggeld heeft de overheid de koersval niet kunnen stuiten.

Maar de schade in de financiële wereld is zo mogelijk nog groter. Wat wil de Chinese overheid nu eigenlijk; meer markt of meer staat? Wie wil er investeren in een economie waar niet de markt maar een onmachtige staat regeert? Wat zijn de kansen voor Shanghai nog om het financiële centrum van het Verre Oosten te worden? En als de overheid op een beurskrach al zo paniekerig reageert, wat moet dat worden als de Chinese economie echt in de problemen komt? De beurskrach van 2015 kent louter verliezers en heeft jarenlange economische hervormingen volledig teniet gedaan.

 

China Nu is het kwartaaltijdschrift van de Vereniging Nederland China

zondag 15 november 2015


Gerelateerde onderwerpen:

IMF: yuan klaar voor valutamandje trekkingsrechten
Vierde kwartaal begint slecht voor Chinese economie
Flinke koerscorrectie op Chinese aandelenbeurs

Over Blogaap

China-deskundige Fred Sengers publiceert op Blogaap.nl over het nieuws en de belangrijkste ontwikkelingen uit en over China op politiek, economisch en cultureel gebied. 

Hij publiceert en spreekt over China in de media, geeft gastcolleges op hogescholen en universiteiten en is tevens dagvoorzitter en spreker op congressen en seminars. Staat desgevraagd weleens organisaties die met China hebben te maken met raad en daad bij.

Lees verder