Li: '7 procent is ondergrens'

Hervormingen zijn noodzakelijk, ook als die tot een verminderde groei leiden. Maar de machthebbers in China hebben blijkbaar een ondergrens is gedachten. Dat meldt het op economisch nieuws goed ingevoerde zakenblad Caixin woensdag.

De Chinese premier wordt niet geciteerd, want op de conferentie waren geen journalisten aanwezig. Maar Caixin meldt dat Li heeft gezegd dat een groei onder de 7 procent niet te tolereren valt.

Realistische ondergrens

Er zijn twee redenen waarom 7 procent een realistische ondergrens is. Een formele reden is dat het 18e partijcongres in november 2012 een groeidoelstelling heeft vastgelegd: China's economie moet in 2020 twee maal zo groot zijn als in 2010. Daarvoor is een jaarlijkse groei van gemiddeld 6,9 procent noodzakelijk.

Een praktische reden is dat bij een groei van minder dan 7 procent de werkloosheid fors gaat oplopen, met alle sociale onrust van dien. De laatste keer dat de Chinese groei afremde was bij het begin van de economische crisis. In het vierde kwartaal van 2008 noteerde China het groeicijfer van 6,8 procent. Naar schatting 70 miljoen werknemers verloren toen hun baan; negen maanden later hadden nog steeds 11 miljoen van hen geen nieuw emplooi gevonden.

Sociale onrust

Economen denken dat het werkloosheidscijfer idealiter tussen de 4 en 5 procent moet bewegen. Lager betekent krapte op de arbeidsmarkt, met hogere lonen en dus minder internationale concurrentiekracht tot gevolg. Maar een hoger percentage betekent kans op sociale onrust.

De minister van financiën Lou Jiwei verraste twee weken geleden analisten met de boodschap dat China's economie dit jaar met minimaal 7 procent zou stijgen. De markten interpreteerden zijn uitspraak als een voorwaarschuwing voor tegenvallende halfjaarcijfers. Maar het kan dus ook dat de Chinese regeringsleiders onderling 7 procent groei als ondergrens hanteren.